De Hadj, meer bewijs van het heidense verleden van de islam.
door Ibn Sufi al Kitab
Hadj betekent wrijving. De vrouwen wreven hun genitaliën tegen de heilige zwarte steen van de ka’aba om hun vruchtbaarheid op te wekken. Een dubieuzer heidens gebruik als deze is met uitzondering van het offeren van kinderen, moeilijk te overtreffen. Dit pre-mohammedaans gebruik bestond al voor honderden jaren in Arabië.
De post-Mohammed Hadj betekende onder andere de mohammedaanse plicht om:
De hadj was een belangrijke ceremonie in het pre-mohammedaanse Mekka. Op het marktplein rond de Ka’aba werd geprostitueerd en historici speculeren dat seksorgieën een onderdeel van rituele offers waren aan de zwarte [asteroïde] steen die een hemelse macht vertegenwoordigde.
Elke pelgrim maakt de Hadj of rituele rondgang om de Ka’ba, een ceremonie die weinig of helemaal niet sinds pre-islamitische tijden veranderd is. De pelgrim loopt tegen de klok in zeven keer rond de kubus, en gedurende het lopen probeert de pelgrim de kubus te kussen, aan te raken of te begroeten.
Door het nieuwe met het oude te combineren ontstond er een gefuseerde theocratie. Toen Mohammed met de belangrijkste aspecten van het Arabische heidendom instemde, bloeide Mohammeds populariteit. Lees hoe de heer Gilchrist het beschreef:
De hadj was Mohammeds compromis met de heidense Arabieren.” [pagina 162; Gilchrist]. De hadj was van vitaal belang om de Arabieren voor zich te winnen. De hadj was niet enkel een geldmachine maar bleek ook spitritueel en politiek van onmisbare waarde. De perverse seksuele gebruiken werden gestopt, de prostituees verboden, de markt opgeruimd maar alle andere kenmerken bleven. Bij de totstandkoming van een deal, stelde Mohammed terecht vast dat de heidenen zich in het nieuwe zogenaamde ‘één God concept’ comfortabel en veilig moesten voelen, zodat ze hun heidense riten konden behouden, wat noodzakelijk was om de dictatoriale macht te verkrijgen;
Zodra hij werd aanvaard als de profeet van god en de koning van de Arabieren met zijn maangod als het dominerende symbool van de samenleving, konden Mohammed en zijn islamitische theologen beginnen met het herschrijven van de geschiedenis: islamitische geleerden hebben ook toegegeven dat Mohammed de heidense hadj aan het mohammedanisme had toegevoegd en om dit proberen te rechtvaardigen creëerde de islamitische theologen de historische fictie dat Abraham de schepper van de bedevaart is geweest maar dat latere generaties het hebben laten versloffen.
De toevoeging van, of liever gezegd het plagiaat van de joods-christelijke kronieken in het Arabische heidendom moet een moeilijke en vervelende taak voor de moslims geweest zijn. Maar weer was de noodzaak voor Mohammed hiervoor duidelijk. Hij moest de Joodse tradities met dat van de heidense Arabieren verzoenen om historische legitimiteit, betekenis en status te verwerven om zijn uitroeiing van de Joden en christenen te motiveren. De joden hadden namelijk zogenaamd de ware God [Allah] van Abraham verlaten. Zodoende moesten zij worden gestraft. Het invloed van de Joodse geschiedenis is legio binnen het vroege mohammedanisme. In zijn boek ‘The Temple’ van 1980 schrijft Gilchrist het volgende:
Niet alleen ontnam Mohammed bepaalde gebruiken van de heidenen om zijn cult van onderwerping te vormen, hij stal ook uitvoerig van het Jodendom en christendom. Dit betekent dat de koran niet ‘ongeschapen’ is zoals de moslims claimen. De islam is dus een zeer rommelige opeenstapeling van Mohammeds grootheidswaanzin, zoals de handige openbaringen van zijn Allah; gestolen gedichten uit het Ka’aba heiligdom waaronder de kortere Medinese soera’s; Joodse en christelijke liturgieën en de rituelen van het heidense Arabië. Deze vermenging is ver verwijderd van wat heilig en ‘ongeschapen’ is. Maar tot aan vandaag is het nog altijd een ‘heilige religie’, iets waar de meer intelligente mensen uit de Middeleeuwen het niet mee eens waren. Islam was en is heidens.